woensdag 17 februari 2010

Mooie Blogger


Meloentje, zoals verschillende blogsters haar intussen kennen, heeft me genomineerd voor de Beautiful Blogger Award. Bedankt, meid!

Deze award gaat gepaard met een aantal regels:
1. Thank the blogger who has nominate you for this award.
2. Put the award on your blog.
3. Give the link of the person's blog who has given you this award.
4. Share 7 interesting facts about yourself.
5. Nominate 7 other people for the Beautiful Blogger Award.

En wie ben ik om de regels niet te respecteren!

Zeven (7!) interessante dingen vertellen over mezelf, dat is een hele mond vol. Hier gaan we: Ik...
... zie er 's morgens slechter uit dan de gemiddelde West-Europese vrouw
... ben verslaafd aan chocolade
... ben allergisch aan alles wat een pels heeft, inclusief mijn konijn Truffel
... ben desondanks helemaal gek op dat beest
... lees graag bekende en geapprecieerde schrijvers
... maar moet toegeven dat ik ook verknocht ben aan chicklit
... wat me geïnspireerd heeft om een eigen boek te schrijven over het lief en leed van het achtienjarig meisje dat ik geweest ben. Over haar liefdesverdriet, problemen met het andere geslacht, dagelijkse beslommeringen inzake dat laatste onderwerp en de conclusie dat ze misschien beter non kan worden. Met de inspirerende titel "Misschien moet ik non worden".

Mijn genomineerden zijn:
Design to impress (voor de geweldige layout van mijn blog)
The Fabulous Life of Suusje Q
Unwritten
Dream on
Secrets don't make friends
Forever Sunset
Interrupted Rainbow

Allen daarheen!

zondag 7 februari 2010

De tandarts

Toen ik vijf was stond er in mijn liedjesboekje een gedicht over de tandarts. Om ons ervan te overtuigen dat die niet eng is en ons geen pijn zou doen. Ik moet zeggen, het heeft nul komma nul effect gehad.

De erbarmelijke kwaliteit van mijn tandglazuur en al wat eronder zit heeft zonder twijfel veel met mijn angst te maken. Alles waar ook maar enigszins in geboord kan worden, werd al onder handen genomen. Ik ben waarschijnlijk maar één ingreep meer verwijderd van problemen met de metaaldetector op de luchthaven. “Uurwerk, juffrouw? Riem? Enkel geld? Tepelpiercing?” “Euh nee, tanden.” En dat op je tweeëntwintigste. Op die leeftijd maak je meer kans in de liefde met herpes genitalis tussen je benen dan met zware metalen in je mond.

Waar andere mensen op paarden wedden en met de Lotto spelen, zet ik al mijn hoop op mijn tanden. Tussen de tandartsbezoeken door poets, flos, spoel en pruts ik alsof mijn leven ervan afhangt. Wat in zekere zin ook wel zo is. Mijn jaarlijkse afspraak maak ik met een fluisterstem, waarna ik nachtenlang de slaap niet kan vatten. Wanneer ik dan eindelijk de praktijk binnenstap en in de stoel mag gaan liggen, klopt mijn hart aan honderdveertig per minuut en knijp ik mijn billen ononderbroken samen.

En dan komen ze. De grapjes die ontspannend bedoeld zijn. Andere mensen trappen er misschien met open mond (nog zo’n flauwe) in, ik ben te gespannen om zelfs maar te reageren. Zo stijf als een plank lig ik te wachten op een pijnscheut, klaar om mijn hand op te steken als teken dat hij moet stoppen met wat hij in godsnaam aan het doen is. Tandsteen beweert hij, “Niks ernstigs”. Ammehoela! Waarom doet het pijn dan?

Aan die hoela mag hij anders gerust eens komen. Want er is (toch nog) één voordeel aan mijn tandarts: hij is best knap. Dat is meteen de belangrijkste reden om me er elk jaar opnieuw heen te slepen en de pijn te ver-jawel-bijten. Het heeft wel iets om troost te zoeken in zijn ogen wanneer de pijn te hevig wordt en het plafond geen steun meer biedt. Ook al komen daar negen op de tien keer tranen bij kijken en vindt hij me naar alle waarschijnlijkheid een overgevoelige trees.