vrijdag 13 februari 2009

zaterdag 7 februari 2009

Het tankstation


Het is gebeurd. De vernedering der vernederingen. De pijnlijkste der falingen, de ridicuulste der mislukkingen. Ik ben geflopt op macho-territorium. Al eenentwintig jaar ben ik bedreven in het ontwijken van deze plaatsen des onheil. Tot op de dag van vandaag ben ik daar altijd in geslaagd. Maar iemand heeft beslist dat het niet kon blijven duren.

Natuurlijk, het is al een paar keer kantje boord geweest. Zoals die keer dat ik geen mannelijk gezelschap bij de hand had om een drankje te bestellen. Wat doet een mens dan. Zijn stoute schoenen aantrekken en zelf aan de toog gaan staan. En de onvermijdelijke macho die daar gestationeerd staat proberen overbluffen. Of in mijn geval tien minuten stijlvol wachten tot iemand me ziet staan zonder dat ik me moet verlagen tot half over de toog hangend mijn bestelling brullen. De toog kan ik nog aan. Het tankstation werd daarentegen mijn ondergang.

Al zolang ik me kan herinneren, vind ik tankstations de meest uitgesproken macho-gebieden ter wereld. Auto’s zijn sowieso een mannenzaak. Niemand die dat betwist. Maar het gaat verder dan dat. Mannen die hun auto staan vol te tanken zijn ronduit intimiderend. Als de auto de egoboost is, is de tankslang het fallussymbool. En zelfs al gaat het om een wrak van een auto, dan nog is het voltanken ervan het reinste machtsvertoon. Slangen en gaatjes, meer heeft een man niet nodig om zichzelf bevestigd te zien.

Logischerwijs zou het voltanken van een auto de perfecte mogelijkheid kunnen zijn om je als vrouw op dezelfde hoogte te plaatsen als de man. Maar dat is het niet. Een vrouw met een slang, dat klopt gewoon niet. Bijgevolg wordt een vrouw in een tankstation gescreend als een hoer op café. Eén foute beweging, en de hele macho-gemeenschap weet weer waar ze voor staat. Met hun slangen. En laat mij nu die foute beweging gemaakt hebben. Schoonheidfoutjes als de dop vergeten dichtdoen voor je wegrijdt zijn pijnlijk, maar jezelf onder de benzine spuiten betekent je ondergang. Druipend van het vocht ben ik afgedropen, zonder een druppel in mijn tank.

Bij deze staat het vast: ik zet nooit nog een voet op macho-terrein. Emancipatie kan me gestolen worden. Ik de strijk, hij de tank. Zo simpel is het. In afwachting kan ik beweren druipende seks met een stoere garagist te hebben gehad. Want benzine, dat stinkt.

woensdag 4 februari 2009

De afwijzing

Ze droeg een onopvallende blouse, haar blonde haar zat in een braaf knotje en ze keek alsof ze me moest vertellen dat ik aan kanker leed. Gelukkig was dat niet zo. Dat zou pas een echte domper geweest zijn.

Haar slechte nieuws behelsde echter iets helemaal anders: mijn wiskundeknobbel was ‘niet helemaal’ ontwikkeld zoals ze hadden verwacht. Ik wist mijn opgeluchte schaterlach nog net te bedwingen. Die zou niet bij haar slecht-nieuws-gezicht gepast hebben. De situatie werd echter hoe langer hoe absurder, en ik kon een glimlach niet langer onderdrukken toen ik haar op haar gemak moest stellen. Het was heus niet erg. Ik weet al sinds ik zes was dat ik een absolute nul ben wat getallen en cijfers betreft, haar schuld was het dus zeker niet. De vrouw van het PMS op school - die ik in die tijd nog angstaanjagender vond de menstruele variant - wist ik na al haar jaren ervaring nog te verbazen met de kloof die zich bevond tussen mijn taal- en rekenvaardigheid. En ook nu, welgeteld negen jaar later, doet dat verschil nog steeds wenkbrauwen ten hemel rijzen. Wat ik als een compliment aan het adres van mijn taalvaardigheid beschouw. En aan mijn karakter. Want ondanks alles ben ik - wonder boven wonder - best goed in statistisch onderzoek.

Dus heus, beste werkgevers in spe. Het feit dat mijn wiskundige prestaties geen al te hoge toppen scheren, kwetst me intussen al elf jaar niet meer. Ik heb dan ook geen ambities in die richting. Voel u dus vrij me te wijzen op het feit dat ik voor dergelijke taken niet geschikt ben. Maar denk twee keer na vooraleer u mijn taalvaardigheid in vraag stelt.

zondag 1 februari 2009

Als

Als jij mij was
en ik was jou
zouden we dan elkaar zijn?

Of zouden we nog steeds onszelf zijn,
maar dan in omgekeerde evenredigheid?