maandag 22 december 2008

De hik

De hik ontsnapt me op een onverwacht moment en blijft even boven de tafel hangen, om dan langs het raam naar buiten te vliegen. Het zevenjarige meisje op wie ik aan het babysitten ben, kijkt me van boven haar bord beschuldigend aan: “Ik ben wel aan het eten!” Totaal verbijsterd vergeet ik te antwoorden dat de klodder spuug die ze zonet nog over de tafel heen naar haar broer heeft gekatapulteerd mijn eetlust evenmin aanwakkert.

Kinderen zijn soms verbazend ad rem. Wanneer je het niet verwacht, halen ze je met behulp van een goedgeplaatste uppercut vliegensvlug onderuit. En omdat de waarheid uit een kindermond komt, ben je meestal zo van je melk dat het onmogelijk is om hen van antwoord te voorzien. De uitdagende grijns die ze je toewerpen wanneer ze beseffen dat ze gescoord hebben, is onuitstaanbaar. Je zou voor minder hysterisch gillend met je armen boven je hoofd rondjes beginnen lopen. Maar omdat dat des te meer zou benadrukken dat die kleine gewonnen heeft, hebben volwassenen er iets anders op gevonden. Ze trekken hun gezicht in de plooi, wat soms gepaard gaat met het omlaag schieten van de mondhoek(en), en zeggen iets in de trend van “Juist ja”, waarna ze zogenaamd onverstoorbaar verder gaan met wat ze bezig waren. Of ze zeggen helemaal niets en veinzen een plotselinge interesse voor het dichtstbijzijnde object, of dat nu een stofje of een olifant is. Enkele dappere exemplaren gaan de strijd aan door te trachten het euvel met humor te maskeren, maar meestal zijn ze genoodzaakt daarmee te stoppen wanneer het kind, dat zich aangemoedigd voelt door zoveel optimisme, euforisch gillend voet bij stuk houdt.

Het grootste deel van de tijd behoor ik tot de groep van de stofjes en de olifanten. En soms, wanneer ik in een goede bui ben, durf ik de confrontatie aangaan. Om uiteindelijk via bovenstaand scenario grandioos het onderspit te moeten delven. De sterkte van een kind zit hem in de onbezonnenheid. Politieke correctheid zal hen een worst wezen. Op die manier walsen ze je meestal rechttoe, rechtaan helemaal plat. Gelukkig bestaat er nog zo iets als gezag. Wanneer het echt gênant dreigt te worden, kan je het “onhandelbare ding” nog altijd in de hoek zetten om af te koelen. Dat zal ze leren!

Maar hoewel het lachen hen in die hoek uiteindelijk wel vergaat, hebben je eergevoel en je eigenwaarde - diep vanbinnen - de zoveelste flinke deuk gekregen.

woensdag 17 december 2008

Raar

Weet je wat raar is? Dat je soms hetzelfde denkt als ik, maar toch anders. Alsof je het zaadje van mijn gedachten uit mijn hoofd hebt gestolen, maar het op een andere manier hebt laten kiemen. Zodat de stam en de takken van onze gedachten hetzelfde zijn, maar de blaadjes bij het ontkiemen niet dezelfde kleur blijken te hebben.

Weet je wat ook raar is? Dat ik soms niet weet in welke mate een bepaalde mening de mijne is. Alsof mijn mening gemeenschap gehad heeft met de jouwe. Waardoor ik me afvraag of ze in verwachting zou kunnen zijn van een mening die noch de jouwe, noch de mijne is en toch van ons beide is.

Weet je wat nog raarder is? Dat ik er niet altijd zeker van ben dat je niet in mijn hoofd zit en bijgevolg alles mee kan beleven. Want soms heb je die blik in je ogen, alsof je sommige dingen al weet. Terwijl je ze niet kan weten. Dat weet ik wel zeker.

En weet je wat het raarst is? Dat ik niet kan beslissen of dit alles raar of normaal is.

Metro

Het meisje stapte op en keek om zich heen met de taxerende blik van iemand die een zitplaats zoekt. Al gauw zag ze dat die er niet in zat. Dus vatte ze plaats naast een ietwat verward uitziende dertiger met een rond brilletje op zijn neus en een leren tas in zijn hand. In zijn andere hand hield hij wat papieren, waar zijn ogen een weg door zochten. Zijn benen stonden gespreid en zijn knieën waren licht gebogen, zodat hij de bewegingen die de metro maakte kon opvangen zonder zijn evenwicht te verliezen. Onwillekeurig onderdrukte ze een lach. Met de metro rijden was net een sport. Een uurtje metro per dag, en je bleef fit. Om te voorkomen dat de man zou denken dat ze hem stond uit te lachen, draaide ze haar hoofd de andere kant op. En toen zag ze hem.

Hij had donkerblond haar dat losjes tot net boven zijn oren viel, ogen die licht schenen te geven en brede schouders. En hij grijsde zijn perfecte gebit bloot terwijl hij haar in de ogen keek. Hij stond een drietal meter van haar vandaan, en het was duidelijk dat hij haar buurman best grappig vond. Dat ze eigenlijk niet de bedoeling had gehad de man uit te lachen, vergat ze op slag. Haar glimlach werd iets verlegener en ook zijn grijns werd gewoon vriendelijk. Nu het contact was gelegd, wist ze niet goed wat ze ermee aan moest. Dus draaide ze haar hoofd weer weg.

De metro had enkele stops gemaakt toen ze zich begon af te vragen of haar focus op de rechterkant van de wagon terwijl hij aan de linkerkant stond niet raar zou overkomen. Dus stelde ze zich wat losser op en liet haar hoofd de bewegingen van haar medepassagiers volgen. Ze had geluk. Eén van hen liep langs haar heen, Zijn kant uit. Ze achtervolgde de tiener met haar ogen, tot die Hem kruiste. Hun blikken haakten zich opnieuw in elkaar vast. Ze trok haar mondhoeken op naar een bijna onmerkbare glimlach, die hij enkel met zijn ogen beantwoordde. Maar die ogen… Ze voelde zich zwijmelen. Gelukkig werd de betovering verbroken door zijn GSM. Ze wist niet goed hoe ze zichzelf een houding moest geven onder zijn aandacht. Hij begon te praten en ze keek toe hoe een jonge moeder de buggy met haar zoontje in langs hem heen de wagon in manoeuvreerde. Eens ze binnen was, boog ze zich over haar zoontje heen om zijn jasje los te maken. Hoewel ze naar de handelingen van de jonge vrouw keek, voelde ze zijn blik op haar rusten. Maar ze moest zich focussen. Veel zou een derde onzekere glimlach niet meer bijdragen aan de spanning die in de lucht tussen hen in hing, integendeel. Ze kon hem dus beter niet nog eens aankijken. Haar hoofd opnieuw wegdraaien wilde ze echter niet, omdat het contact daarmee opnieuw volledig verbroken zou worden. Plots lachte hij hard om iets wat de beller zei. Ze keek op. Hij lachte haar breed toe en zij lachte bijna even breed terug, ook al wist ze dat ze niets te maken had met de reden waarom hij lachte. Ze keek naar het bord boven zijn hoofd. Nog drie haltes en ze moest uitstappen. Ze had er nog niet bij stilgestaan dat de metrorit en hun tijd samen elk moment kon eindigen. Ze wist helemaal niet waar hij zou uitstappen. Enkele seconden koesterde ze de hoop dat hij samen met haar uit de metro zou stappen en haar zou aanspreken, maar ze besefte dat de kans dat dat zou gebeuren klein was. Ze overliep de mogelijkheden die ze had, maar verwierp ze één voor één. Haar sjaal voor zijn voeten laten vallen lag er te dik op, tegen hem aanbotsen was te gênant en de gedachte dat ze hem zou aanspreken alleen al kneep haar keel dicht. Ze zou niet eens weten wat ze moest zeggen.

“Mérode” klonk de vrouwenstem door de luidsprekers. Shit! Ze moest eruit en wist nog altijd niet wat ze moest doen. Ze keek opnieuw zijn richting uit, in de hoop dat de paniek niet in haar ogen te lezen stond. Ze zag hem niet, tot ze begreep dat hij met zijn rug naar haar toe stond, zijn gezicht naar de deur gericht. Haar hart maakte opnieuw een sprong. Hij moest er ook uit! Toen ze zich naar de deur bewoog, leken haar benen van elastiek. Ze durfde niet naar de deur te lopen waar hij voor stond, dat zou te hard opvallen. Terwijl de metro vaart minderde, zag ze in haar linker ooghoek hoe hij zijn hoofd naar haar toe draaide en naar haar keek. Ze had amper kracht genoeg om de deuren te openen en was blij dat ze haar sjaal kon vasthouden, zodat ze het trillen van haar handen onder controle kon houden. Eenmaal op het perron wist ze niet goed waar heen. Eigenlijk moest ze zijn kant uit, maar ze durfde niet goed. Er botste iemand tegen haar aan. Ze moest beslissen. Ze draaide een kwartslag naar links en begon zijn kant uit te lopen. Hij liep opvallend traag. Ze versnelde haar pas lichtjes om de achterstand in te halen. Eindelijk liep ze naast hem. Ze paste haar snelheid opnieuw aan zodat ze hem niet voorbij zou razen en voelde haar hart in haar keel kloppen. Ze zag dat hij net als zij lichtjes het hoofd boog, om het tenslotte naar haar toe te draaien.

“Hallo.” Zijn stem klonk diep en warm. En ietwat onzeker, wat ze ontzettend schattig vond. Ook zij draaide haar hoofd.
“Hallo.” Ze glimlachten naar elkaar. Opnieuw liet hij zijn mooie stem klinken: “Ik ben –“
“Vervoersbewijs alstublieft?” Ze stopten abrupt. Het duurde enkele seconden voor ze doorhad dat ze op de tenen van de controleur stond. Helemaal in de war stapte ze er snel weer af en zocht ze haar portefeuille. Nog steeds met trillende handen hield ze haar abonnement omhoog. De man knikte kort.
“En jij, jongeman?”
“Ik euhm…”
“Ben het vergeten, zeker?” Ze keek Hem met licht open mond aan, niet in staat iets te zeggen. Ook hij zei niets en keek naar de grond.
“Zou u willen meekomen, dan?” De man nam Hem bij de arm en leidde hem naar een muur, waar enkele collega’s stonden te wachten. Terwijl hij wegliep keek Hij met een mengeling van spijt en schaamte in zijn mooie ogen naar haar om. Ze kende niet eens zijn naam.

dinsdag 16 december 2008

Soms

Soms,
soms lijkt het
alsof mijn hoofd uiteen zal spatten
als ik niet meteen een kus
op je lippen kan drukken.

Alsof het zonder niet langer
kan blijven bestaan.

Op zo’n momenten
ben ik leeg en vol tegelijk.
Leeg van mezelf en vol van jou.
Vol van jou en leeg vanbinnen
tot je lippen me opnieuw
vol leven blazen.

Dan ben ik weer vol
vol van mezelf
en vol van jou.

Maar als een kus niet lukt
omdat je niet bij me bent
weet ik al snel
dat niets is wat het lijkt.

Want mijn hoofd
heb ik nog steeds.